Politierechter

Een huis vol familie

Schoonmama is „de zure bom”

Plaats van handeling: de Jan Sonjéstraat, een pand met twee étages. De eerste étage wordt door mama met haar ongetrouwde dochter en zoon bewoond, de tweede étage door haar getrouwde dochters.

Deze drie gezinnen leven sinds lang op een gespannen voet. Zij treiteren en negeren elkaar van 's morgens tot 's avonds. Als schoonmama bijvoorbeeld naar haar radio zit te luisteren, wordt het plotseling verdacht stil in den aether…

Dan gaat de zoon de trappen op naar den zolder, klimt op het dak en ontdekt, dat de antennnedraad is doorgeknipt…

Er wordt dan op de tweede verdieping hartelijk gelachen. Er is vreugde.

Doet de familie op de tweede étage de straatdeur dicht, dan trekt de familie op de eerste étage deze weer open. Komen de schoonzoons hun schoonmama tegen, dan loopen ze haar bijna de trap af. Zij is hun nachtmerrie, de zure bom, die beiden onpasselijk maakt. Ook de vrouwen liggen met haar moeder overhoop. Kortom, dit huis vol familieleden is een huis van verschrikking.

Op een dag, dat de antenne doorgesneden was en de ongetrouwde zoon op den gemeencshappelijken zolder aan het herstellen was gegaan, was de schoonzoon-banketbakker naar boven geloopen… Er waren te voren reeds woorden gevallen en toen hij voetstappen op de zoldertrap hoorde en het grijze bebrilde hoofd van zijn schoonmoeder ontwaarde, zeide hij hatelijk:

— Zoo vuile… en toen volgde het verschrikkelijke woord… daar heb je dat oude loeder óók.

Gisteren 9 oktober 1940, toen dit beleedigingszaakje voor den rechter diende, vroeg deze aan den banketbakker, of hij iets tegen zijn schoonmama had.

— 't Is een serpent, antwoordde deze, maar dat ééne woord heb ik niet gezegd. Dat liegt ze.

Toen kwam schoonmama. Deze sprak steeds over „mijnheer mijn schoonzoon”. Toen ze op den zolder was gekomen, had hij gevraagd, doelende op den aan de antenne werkenden zoon:

— Ben je soms bang, dat ik hem opvreet?

— Als je soms honger hebt, kan je van mij nog wel een boterham krijgen, had schoonmama gerepliceerd.

— Die heb ik van jou niet noodig.

De rechter, die schoonmama de keuze had gelaten niet tegen haar schoonzoon onder eede te getuigen, gaf zijn poging daartoe spoedig op.

— Och ja, ik kan het me begrijpen, U wilt hier even uw hart luchten.

Ze praatte over haar getrouwde dochters. Nou ja… hier te kort en daar te lang…

De rechter sprak, dat in Amerika de filmsterren ook haar eigen leven leefden.

— Nu ja en toen had hij haar op die gemeene manier uitgescholden.

De banketbakker zat steeds ontkennend te schudden in de zondaarsbank.

— Zij heeft een groote fantasie, betoogde hij minachtend.

— U heeft geen eerbied voor uw schoonmoeder, verweet de rechter.

— Ik niet? Hoe kan ik voor haar hoogachting hebben? Elken dag ruzie.

Dan kwam de 19-jarige ongetrouwde dochter, die ook over haar zwagers en zusters een boekje open deed en ook zij had de gemeene scheldwoorden gehoord.

Maar de banketbakker had zijn vrouw meegebracht, die wel tegen haar moeder wilde getuigen, hoewel de rechter moeite deed er haar van af te houden.

— Want kijk eens, — legde de magistraat uit — het geldt hier slechts een bagatel en er komen hier méér vrouwen, die een meineed plegen om hun mannen te helpen en dan voor langen tijd naar de gevangenis verhuizen.

Deze dochter wilde echter getuigen tégen haar moeder, die haar man — zooals zij zich ladylike uitdrukte — „het vreten uit zijn muil had gehaald”. Maar de scheldwoorden had zij niet gehoord, dus mocht ze gaan zitten naast haar mama en zuster. Toen er nog een knoop bleek te zijn in het verhoor, moest ze opnieuw voor het hekje komen en daarbij mocht zij ook even haar hart luchten.

Maar de edelachtbare wist het niet wat voor moeder zij had. Was het niet verschrikkelijk om een dochter aan te wrijven, dat ze niet fatsoenlijk was? En dan door de heele buurt.

De „buurt” — vertegenwoordigd door talrijke Jan Sonjéstraatdames — stond op de tribune. Men genoot er.

De rechter veroordeelde den banketbakker ten slotte — conform den eisch — tot een tientje boete of vier dagen brommen.

— Dat is ongehoord, vond de banketbakker. Het zijn allemaal leugens van „mevrouw mijn schoonmoeder”. Ze liegt door de heele familie en staat er voor bekend.

Daarmede was dit gerechtelijk drama afgeloopen. De plaats van den banketbakker werd door zijn zwager ingenomen, die meubelmaker is. Ook hij had — met een kleine variatie — zijn schoonmoeder eveneens diep beleedigd in haar eer. Hij had er bij gevoegd:

— Je bent uit Amerika geknokt…

De rechter kon hem gelooven of niet, maar die schoonmoeder — intusschen voor het hekje getreden met vlammende blikken — stond daar nu wel poeslief, maar je moest haar in werkelijkheid eens zien. Dan keek ze zoo zedig niet, dat loeder.

De ongetrouwde zoon kwam bevestigen, dat hij den meubelmaker de woorden tegen zijn moeder had hooren uiten.

Rechter: — Heb je zijn lippen zien bewegen, toen hij de heerlijke woorden door den aether deed vloeien?

— Jawel edelachtbare. Ik heb het gezien. Toen kwam de banketbakker als getuige a décharge en gooide er een schepje op, natuurlijk ten voordeele van zijn zwager-meubelmaker.

Hij vertelde, dat er altijd herrie en schelden was en zijn schoonmoeder hem soms met een bezem te lijf wilde.

Hij mocht ook gaan zitten, doch koos een andere bank, zoodat hij niet op dezelfde zat als zijn gehate schoonmama.

Ook kwam de banketbakkersvrouw weer als getuige en opnieuw, hekelde zij het gedrag van haar moeder, die haar uitmaakte, waarvoor zij zélf was gescholden.

De rechter zuchtte diep en veroordeelde ook den meubelmaker wegens beleediging van zijn schoonmama tot eenzelfde boete.

Op den Noordsingel wachtten de familieleden elkaar op…

Het verdere verloop zal wel spoedig weer in de rechtszaal behandeld worden.