Adjudant Schoots zal de Bellebom demonteren:

‘Je moet een beetje stressbestendig zijn’

Door Marcel Potters

Rotterdam — Zevenduizend mensen moeten voor één dag 27 maart 1988 huis en haard verlaten. Veertienduizend anderen krijgen de opdracht elders onderdak te vinden óf het grootste deel van de dag binnen te blijven. Duizend politie-agenten zullen op de been zijn. Geen auto is op straat te vinden. Een compleet stadsdeel wordt hermetisch afgegrendeld. Een speciale noodtelefooncentrale wordt ingericht; GGD, Rode Kruis en huisartsen staan paraat. Duizenden honden, katten, mogelijke wurg- of gifslangen en die ene ‘bruine beer’ blijven netjes thuis of worden ondergebracht bij een dierenvriend. De voorbereidingen namen een half jaar in beslag, het draaiboek voor de bewuste 27e maart 1988 beslaat enkele honderden pagina's en de actie zelf zet heel Rotterdam op z'n kop. Toch komt het die zondag 27 maart 1988, als de Operatie — Bellebom haar hoogtepunt bereikt, uiteindelijk allemaal aan op de ‘vaste hand’ van adjudant P. Schoots (53) van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD). Het draait bij de ontmanteling van de vijfhonderd kilo zware Britse vliegtuigbom in de Bellevoysstraat immers allemaal om een klein langwerpig slagpijpje, dat met een punttang uit de ‘kont van de bom’ moet worden getrokken.

„Je moet natuurlijk wel een beetje stressbestendig zijn,” zegt adjudant Schoots over deze voor buitenstaanders zo linke klus, „want het blijft als het erop aankomt puur handwerk. Kijk, de ontsteking van de bom kunnen we er nog op afstand uithalen. Daarna zal ik echter zelf in de put moeten afdalen om de rest van de klus te klaren. Of het de eerste duizendponder is die ik onschadelijk maak? Nee hoor, ik demonteer jaarlijks een stuk of tien van dergelijke vliegtuigbommen.”

‘Voor opgeleid’

De ervaren ‘explosieven-opruimer’, die samen met zijn collega sergeant 1e klas J.C. Linschoten (23) de Bellebom onder handen zal nemen, zegt geen enkele reden te hebben aan de goede afloop van de operatie te twijfelen. „Je bent er tenslotte voor opgeleid,” luidt zijn nuchtere uitleg, „dus je weet wat je te doen staat. Bovendien kan het onschadelijk maken van een simpele, kleine handgranaat veel gevaarlijker zijn. Pas achteraf zullen we echter weten hoe link het allemaal was.”

De EOD is sinds het prille begin bij de operatie Bellebom betrokken. In juni 1987 werd de dienst door de gemeente Rotterdam gevraagd een onderzoek in te stellen naar de mogelijke aanwezigheid van een vliegtuigbom in de tuinen tussen de Jan Sonjéstraat en de Bellevoysstraat. Een bewoonster van de wijk Middelland had een maand eerder een brief aan het Rotterdamse college van burgemeester en wethouders geschreven waarin zij wees op de aanwezigheid van de ondergrondse ‘duizendponder’.

Uit historisch materiaal blijkt dat het één meter tachtig lange projectiel op 29 november 1944, tussen 11.20 en 11.31 uur, tijdens een aanval op het gebouw van de Duitse Sicherheitsdienst aan de Heemraadssingel is afgeworpen. Een officier van de luchtbescherming maakte melding van een blindganger (een niet ontploft projectiel), die door een volgens ooggetuigen in moeilijkheden verkerende Engelse Typhoon-bommenwerper aan de achterzijde Bellevoysstraat werd gedropt. De bom boorde zich daarbij in de zachte grond, stuitte op een grote boomstam waardoor hij kantelde.

Niet op scherp

Schoots: „Normaliter was dat ding bij zo'n inslag zeker geëxplodeerd. Misschien is die bom in dit geval niet ontploft omdat-ie van geringe hoogte werd afgeworpen. De laadvleugel aan de achterkant van de bom, die in de lucht ronddraait en zodoende zorgt dat de ontsteking wordt ontgrendeld, heeft nét niet genoeg omwentelingen kunnen maken. De Bellebom stond op het moment van de inslag dus nog niet op scherp.”

De EOD is eveneens bekend dat, gezien de haast waarmee in de oorlog wapens werden gefrabriceerd, tien percent van de bommen dóór fabricagefouten weigerde. Blindgangers waren tijdens de oorlog schering en inslag getuige de tien duizendponders die onlangs op de plaats van een voormalig Duits vliegveld bij Venlo werden geborgen.

Om de precieze plaats van de Bellebom te kunnen vaststellen werd het terrein tussen de Jan Sonjéstraat en de Bellevoysstraat tot een diepte van vijftig centimeter afgegraven. Vervolgens gingen Schoots en de zijnen aan de slag met bom locators die het ijzeren gevaarte moesten opsporen. In eerste instantie leverde dit onderzoek geen resultaat op waarna werd besloten tot het toepassen van ‘diepte-detectie’. Met water onder druk werden 260 diepe gaten in de bodem gespoten die ruimte maakten voor veertien meter lange plastic pijpjes.

„Deze methode leverde uiteindelijk succes op,” zegt Schoots, „op zeven en elf meter stuitten we op ‘iets’. Doordat er twee losse dingen waren gesignaleerd kwam het verhaal in de wereld dat er mogelijk sprake was van twee bommen. Later bleek het dus te gaan om de staart en het lichaam van dezelfde bom. Overigens wil ik benadrukken dat ik de Bellebom in feite niet heb ontdekt. Ik heb slechts ijzer gevonden.”

Nadat duidelijk was geworden dat het inderdaad een vliegtuigbom betrof werden er damwanden geslagen, werden twee gigantische putten gegraven en kon het grondwater worden weggepompt. Het staartstuk werd als eerste geborgen en begin deze maand werd uiteindelijk de Bellebom zelf blootgelegd. Schoots: „Het projectiel bevindt zich in perfecte staat. De bom lijkt gloednieuw, de verf zit er zelfs nog op.”

„Nu je die bom eenmaal hebt gezien,” gaat hij verder, „moet je 'm bergen ook. Die duizendponder ligt ten slotte middenin de stad. Het is bekend dat de springstof in de bom kan gaan uitkristalliseren waardoor het projectiel alsnog detoneert. Dat kan natuurlijk pas over een jaar of vijftig gebeuren, maar de kans bestaat. De huizen eromheen zullen na zo'n ondergrondse explosie gegarandeerd instorten. Kijk, ligt zo'n bom op een ongevaarlijke plaats, dan neem je uiteraard niet het risico dat gekke ding te demonteren.”

Grootste evacuatie

Volgens de EOD verschilt de technische kant van deze klus niet veel van alle andere ‘demontages’ van soortgelijke explosieven. Wél nieuw voor de specialisten uit Culemborg is het grote aantal voorzorgsmaatregelen dat bij de operatie — Bellebom wordt genomen. In 1981 kwam de EOD in actie bij het onschadelijk maken van een andere duizendponder in de binnenstad van Leiden waarbij eveneens een — zij het veel kleinere — evacuatie noodzakelijk was. De tijdelijke verhuizing van de zevenduizend inwoners uit de Rotterdamse wijk Middelland is de grootste evacuatie sinds de watersnoodramp van 1953.

Verder wijst Schoots op het feit dat de Bellebom zich op een ‘uitzonderlijke diepte’ bevindt en het werkterrein beperkt is. Ook de omstandigheid dat de blindganger op een zondag wordt ontmanteld is voor de EOD ‘nieuw’. „We hebben het verzoek om op zondag 27 maart 1988 aan de slag te gaan zo lang mogelijk afgewezen,” zegt coördinator kapitein L.P.G. van Maren hierover, „maar in dit geval kón het gewoon niet anders. Het blijft echter een uitzondering, anders zijn we 52 zondagen per jaar in de weer.”

Ofschoon Schoots en Linschoten — de Bellebom is z'n vierde duizendponder — het klappen van de zweep kennen waken zij ervoor van het demonteren van deze blindganger een te routinematige handeling te maken.

Met z'n tweeën

De regels van de EOD schrijven ook de aanwezigheid van twee specialisten bij dit soort werkzaamheden voor, zodat men elkaar kan controleren. Als de Bellebom onschadelijk is zal hij uit de put worden gelicht en naar Culemborg worden vervoerd. Mocht de demontage op 27 maart 1988 niet slagen, dan wordt de ontsteking van de bom met een stollend mengsel geïnjecteerd en elders tot ontploffing gebracht. Schoots tenslotte: „Of we trots zullen zijn als de klus is geklaard? Tja, wat moet ik daarop zeggen? Een beetje, misschien, maar ik zal me heus niet zo hard op de borst slaan dat ik er aan de achterkant van m'n lichaam weer uitkom.”

De mislukte aanval op het hoofdkwartier van de SD

Een deel van de wijk Middelland met de plaats waar de Bellebom op 29 november 1944, even voor het middaguur, insloeg. De vijfhonderd kilo zware vliegtuigbom werd door een Britse Typhoon-bommenwerper boven de schoorsteen van wasserij Borgh losgelaten en beschreef vervolgens de aangegeven baan. Diezelfde wasserij aan de Bellevoysstraat kreeg overigens ook een blindganger te verwerken, die echter al korte tijd later onschadelijk kon worden gemaakt. Het bombardement had als doel de vernietiging van de Dienstenstelle van de Rotterdamse SD aan de Heemraadssingel, op de plaats waar nu het gebouw van het ziekenfonds staat. De (precisie-)aanval werd uitgevoerd door vier squadrons Typhoons van de 146e Wing, gestationeerd op de basis Deurne bij Antwerpen en onder bevel van de 28-jarige kolonel Denys ‘kill'em’ Gillam. Gezien de reputatie van het Duitse afweergeschut (flak) in en rond Rotterdam werd besloten ‘afleidingsaanvallen’ boven de havens uit te voeren terwijl acht Typhoons de klus in Middelland zouden klaren. De twee eerste vliegtuigen markeerden het SD-gebouw met fosforrakettten, waarna de overige met een snelheid van vierhonderd mijl per uur hun duizendponders loslieten. De aanval was geen succes. Niet één bom raakte het doel; het SD-gebouw liep slechts luchtdrukschade op. Wél konden enkele gevangen verzetsmensen in de commotie aan de Duitsers ontkomen. Op diverse plaatsen in de omtrek werden panden vernield. Pas later kon de trieste balans worden opgemaakt: 61 mensen hadden bij het bombardement het leven verloren, 39 anderen raakten gewond.

Onderschrift bij de foto Het deel van Rotterdam dat op 27 maart 1988 direct met de demontage van de Bellebom te maken heeft. Het donkere gebied binnen de stippellijn zal gedurende de werkzaamheden volledig zijn verlaten. In de ‘schil’ daarbuiten, op een afstand van driehonderd tot zeshonderd meter van de bom, moet iedereen op die zondag 27 maart 1988 binnenshuis blijven. Rechts onderaan: De Bellebom, of ‘duizendponder’ zoals een dergelijk projectiel in het EOD-jargon wordt genoemd.

Onderschrift bij de foto De drie specialisten van de Explosieven Opruimingsdienst (EOD) die de Bellebom op zondag 27 maart 1988 onder handen zullen nemen. Adjudant P. Schoots (links) en J.C. Linschoten (rechts) demonteren de ‘duizendponder’ ter plekke, kapitein L.P.G. van Maren (midden) coördineert de werkzaamheden. (Foto Rob Cornelder)

De bom van maand tot maand

Mei 1987: Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam krijgt de eerste melding van de mogelijke aanwezigheid van een vliegtuigbom in de Bellevoysstraat. Op basis daarvan worden andere getuigen gehoord. De gegevens die hieruit voortkomen geven het gemeentebestuur aanleiding de tip verder te onderzoeken.

Juni 1987: De politie-archieven worden nagezocht op meldingen van bombardementen die tijdens de oorlog in dit stadsdeel hebben plaatsgevonden. Het resultaat wordt gemeld aan het college, dat besluit de Explosieven Opruimingdienst (EOD) in te schakelen.

Juli/augustus 1987: Eerste (voor-) onderzoek van de EOD vindt plaats.

September 1987: De bewoners van de Bellevoysstraat en de Jan Sonjéstraat worden uitgebreid voorgelicht over de gang van zaken. In Groot-Brittannië bekijkt men het oorlogsarchief en worden uiteindelijk de gegevens over het bombardement van 29 november 1944 boven water gehaald. Het bureau Rampenbestrijding stelt vervolgens een onruimingsplan op. Dit plan wordt goedgekeurd door B. en W., het ministerie van Binnenlandse Zaken en de EOD. De projectgroep die de operatie in goede banen moet leiden, wordt opgericht. De werkgroepen Ruiming, Voorlichting en Opvang & Logistiek beginnen hun werkzaamheden.

Oktober 1987: Een pand in de Bellevoysstraat wordt gesloopt om een graafmachine doorgang naar het binnenterrein te geven. De tuinen worden een stukje afgegraven; de eerste ‘oppervlakte-detectie’ van de EOD levert geen resultaat op. B. en W. geven toestemming voor de zogenoemde diepte-detectie.

November 1987: 260 plastic pijpjes, van ieder veertien meter lang, verdwijnen in met water ‘gespoten’ gaten in de bodem. Met behulp van sonar-apparatuur worden verstoringen gesignaleerd waarna de EOD officieel het verzoek krijgt het eventuele projectiel bloot te leggen.

December 1987: De damwanden worden aangevoerd, met een kraan over de huizen getild en in de grond geheid. Een tweede voorlichtingsbijeenkomst voor de bewoners vindt plaats. Een steekproef-enquête levert de eerste gegevens op over onder andere het aantal inwoners en het aantal huisdieren in dit gebied. Er worden ter plekke enkele maatregelen getroffen, zoals het met houten platen afschermen van de achterzijde van een aantal woningen.

Januari 1988: Het graven naar de Bellebom start. Op drie meter wordt een lange ‘prikstok’ aangetroffen waarmee de Duitsers eind 1944 naar de bom hebben gezocht. Op zes meter diepte legt men het staartstuk van de duizendponder bloot.

Februari 1988: Het zoeken naar het ‘bomlichaam’ duurt voort. Gespeurd wordt nu op een diepte van tien meter.

Maart 1988: De Bellebom wordt op 4 maart 1988 ‘in perfecte staat’ aangetroffen. Zondag 27 maart 1988 is gereserveerd voor de demontage van de bom, waarvoor onder meer zevenduizend inwoners van de wijk Middelland hun huis moeten verlaten.