Oudste inwoner Jan Sonjéstraat ingenomen met prijs

De Jan Sonjéstraat is in de prijzen gevallen bij de uitreiking van de Opzoomerprijs voor Delfshaven. Als genomineerde wonnen de bewoners van de Jan Sonjéstraat duizend gulden door maandelijks met z'n allen de straat schoon te maken, waardoor iedereen zich verantwoordelijk voor de straat is gaan voelen.

Daarnaast hebben zij de straat opgevrolijkt met plantenbakken. Dat deze activiteiten de saamhorigheid in de straat bevorderen, kan de oudste bewoner, meneer Van Hooijdonk, beamen. Hij woont al 67 jaar in de straat. Boven woonde hij met zijn vrouw en drie dochters. In de kelder had hij een stoffeerderswerkplaats met zeven man personeel. Later verhuisde de zaak naar de Engelsestraat. In de loop der jaren heeft Van Hooijdonk allerlei veranderingen meegemaakt. Als schooljongen — hij ging naar school in de Oostervantstraat — ging hij met vriendjes over sloten springen die grensden aan boerderijen aan de tegenwoordige Beukelsdijk.

„Dan werden we nog weleens achterna gezeten door de boer,” herinnert hij zich. „Het was allemaal land. Op de Middellandstraat stonden geen huizen. Dat was de polder. Een ruimte had je! Op het Henegouwerplein gooiden ze al het as op het plein en dan had je een hele grote berg, waar de mensen hun kooltjes uit zaten te zoeken.”

De Tweede Wereldoorlog staat Van Hooijdonk nog helder voor de geest. Naast zijn huis, waar hij met zijn vrouw en drie dochters woonde, verrees een café dat druk werd bezocht door Duitse soldaten. Hij maakte mee hoe de huizen verduisterd moesten worden en hoe onschuldige mensen op de Middellandstraat werden neergeschoten. Voor zijn ogen werd het Joodse Ziekenhuis aan de Claes de Vrieselaan ontruimd.

„Bij de grote brand van het bombardement heb ik als hulp in de straat gestaan,” herinnert hij zich. „Dan kwamen de mensen allemaal spullen brengen. De mensen uit het ziekenhuis werden natuurlijk verplaatst allemaal, dus dan hadden ze dekens nodig en slopen en kussens. Ik stond dat op de hoek van de straat te verzamelen en dat werd dan naderhand weggehaald. Dan zag ik hoe de gewonden en de zieken in auto's werden weggevoerd. Je werd op een afstand gehouden. De Duitsers liepen met geweren in de aanslag. Ik ben in dat ziekenhuis verschillende keren op visite geweest, bij kennissen. Jarenlang heb ik als kind zijnde een Joods vriendje gehad.”

Sommige huizen uit de straat, die rond de eeuwwisseling is gebouwd, heeft Van Hooijdonk zien afbreken en zien vervangen door nieuwe. Ook de bevolking heeft hij zien veranderen. De welgestelden heeft hij naar de buitenwijken weg zien trekken, om plaats te maken voor een gemêleerde bevolking van verschillende nationaliteiten.

In zijn herinnering Opzoomerden bewoners van de straat al voordat het woord was uitgevonden: „De stoepjes en de bellen werden gepoetst. Dat zie je tegenwoordig niet meer,” constateert Van Hooijdonk, die toegeeft dat het met de gezamenlijke schoonmaakakties in de straat wel weer de goede kant uit gaat. Ondanks zijn hoge leeftijd draagt hij hier nog steeds aan bij: „Ik doe nog graag mee. Mijn eigen straatje veeg ik ook altijd nog. Ik kan niet tegen vuil. Misschien ben ik daar een beetje te precies in,” zegt Van Hooijdonk, die vindt dat de Roteb ook wel iets vaker zou mogen vegen: „Om de twee weken is te weinig.” Toch zou hij het maandelijks vegen met zijn medebewoners niet willen missen: „We gaan goed met elkaar om. Ik vind het gezellig.”

Onderschrift bij de foto De Heer van Hooijdonk zou het maandelijks vegen met de medebewoners niet willen missen.

foto: Sjoerd Nicolaï