Jan Sonjéstraat 100 jaar

door Ineke Westbroek

„In deze straat lukt het om mensen die heel erg van elkaar verschillen bij elkaar te krijgen.” Een grote kracht van de honderdjarige Jan Sonjéstraat, vindt Aad Lutgerink, die al eenendertig jaar in de straat woont. Als onderstreping van zijn stelling wapperden in de Jan Sonjéstraat de vlaggen van alle nationaliteiten van mensen die er wonen.

Uit het gedenkboekje ‘Even terug in de tijd’, dat is samengesteld door de straatgroep Jan Sonjé en geschreven en geïllustreerd is door de bewoners Oscar Gelderblom en Jan van der Ploeg, valt op te maken dat de mensen in de Jan Sonjéstraat zowel in het heden als in het verleden een hechte groep hebben gevormd. Tijdens de jubileumreünie, die de straatgroep op 11 maart 2000 in het Trefcentrum organiseerde, werd het eerste exemplaar uitgereikt aan de oudste bewoner, de heer Jan van Hooijdonk (97).

Even terug in de tijd beschrijft de afgelopen honderd jaar Jan Sonjéstraat en geeft een beeld van de straat anno nu. Veel voormalige bewoners hebben meegewerkt aan het boek, door oude foto's aan te leveren. De oud-bewoners, die verspreid over het hele land blijken te wonen, reageerden op oproepen in kranten, die de straatgroep had geplaatst. De familie Knulst, die van 1925 tot 1935 met negen broertjes en zusjes op 33b woonde, vond het leuk om gehoor te geven aan de oproep voor foto's en deelname aan de reünie. Zij hebben hun straatje nooit kunnen vergeten. De heer Knulst, die tegenwoordig in Berkel en Rodenrijs woont, weet nog precies alle bedrijfjes in de straat, zoals de boordenwasserij waar zijn vader de boorden liet stijven. Ook de garen- en bandzaak van de gezusters Ladage ligt hem nog vers in het geheugen: „Daar was een blinde muur. Als we daar met ballen tegenaan gooiden, kwamen ze naar buiten, want die ballen belandden wel eens tegen de ramen.” Zijn zus (zij woont alweer vele jaren in Schiebroek) weet nog hoe zij 's avonds, gezeten op de tuintrap, urenlang over de schutting met haar buurmeisje zat te kletsen: „We hadden het over van alles, over school, over jongens. Ik heb hier wel een stuk of vier vrijers gehad.”

Aanvaringen met oom agent

Touwtjespringen, fietsen, ‘koten’, slagballen, van put naar put lopen en natuurlijk voetballen, dat waren de favoriete spelletjes in de Jan Sonjéstraat. Het probleem rond voetballende jongens in een te kleine straat blijkt van alle tijden te zijn. Een oud-bewoner, die zijn jeugd in de straat heeft doorgebracht, herinnert zich de aanvaringen met politieagenten van het dichtbij gelegen bureau Duivenvoordestraat: „Dan had je de mogelijkheid dat je balletje werd afgepikt. Die agent kwam altijd de straat in op een fiets met een hele grote bel: ping pang! Op de wijs van die bel riepen wij dan: ‘De lul!’” Dierbare herinneringen koesteren de ex-bewoners aan de chique mevrouw Spitters, die zich niet te goed voelde om urenlang het springtouw te draaien, met om zich heen een grote kluit touwtjespringende kinderen. Nog steeds voelen ouders in de Jan Sonjéstraat zich betrokken bij alle kinderen in de straat. Een Kaapverdiaanse oud-bewoonster, een maand geleden verhuisd naar IJsselmonde („We hadden een groter huis nodig met een tuin, in een rustiger buurt waar kinderen veilig kunnen spelen”) denkt met weemoed aan het gevoel van onderlinge saamhorigheid, waarmee ouders en kinderen er samen op uittrokken: „We gingen samen naar het park, deden spelletjes. Al die leuke dingen mis ik. Wat dat betreft is het jammer dat we weg zijn gegaan.”

Plantdagen en straatdiners

Een grote rol bij het bevorderen van het saamhorigheidsgevoel spelen de activiteiten van de in 1991 opgericht straatgroep, die straatdiners en gezamenlijke plantdagen organiseert. Samen met Aad Lutgerink en Don Lassooij speelt Jan Poot een centrale rol bij deze activiteiten. Hij woont sinds 1954 in de straat. Oorspronkelijk komt hij uit Veendam. „Er is veel veranderd in de straat”, blikt hij terug, „vroeger woonden er alleen maar Nederlanders, nu leven wij met verschillende culturen.” Een ander opvallend verschil: „Vroeger had je alleen maar een fiets, die je gemakkelijk kwijt kom, nu hebben we allemaal een auto.” Zijn mooiste herinnering: „Toen ik mijn eigen huis kocht en hier kwam wonen met mijn gezin. Een waanzinnig goed huis voor die prijs. Het bewijs: ik woon er nog!”

Angstige ogenblikken

Even terug in de tijd wijdt ook een hoofdstuk vaan de Jan Sonjéstraat tijdens de Tweede Wereldoorlog. Beschreven wordt hoe bewoners zoveel mogelijk hun gewone leven probeerden voort te zetten. Ook in de Jan Sonjéstraat eiste de oorlog slachtoffers. Zoals de joodse bewoner van 35a, die werd afgevoerd nadat bleek dat niemand in de straat hem durfde te laten onderduiken. Het zoontje van de kleermaker (Wachsman) op 30b, Ietje (voluit Isaac (Ilan)) werd wel een helpende hand gereikt, maar zijn ouders konden niet van hem scheiden. Niemand uit dit gezin keerde terug. De angstige ogenblikken tijdens bombardementen — zoals de voor de Sicherheitsdienst bestemde ‘Bellebom’ — bleven veel oud-bewoners hun leven lang bij. „Mijn moeder en ik waren samen thuis toen we hoorden schieten”, vertelt een oud-bewoner, die de oorlog als kind meemaakte, „die bom viel schuin achter onze woning. Mijn moeder en ik stonden in een hoekje in een nis. Zo hebben wij elkaar vastgehouden. Was hij ontploft, dan had ik dit waarschijnlijk nooit kunnen vertellen.”

Onderschrift bij de foto De stemming zat er goed in tijdens het lied